Norske verb


Norsk verb med Nederlansk oversettelse.

ha

hebben

in zich verenigen

haike

liften

hakke

hakken

schoffelen

vitten, haarkloven, muggeziften

hale

slepen, trekken, sleuren, sjorren

hallusinere

hallucineren, hallucinaties hebben

halshogge

onthoofden, guillotineren

halte

mank lopen, hinken, trekkebenen

halvsove

dutten, snoezen, dommelen, sluimeren

halvsåle

verzolen

hamre

hameren

handle

winkelen, boodschappen doen, inkopen doen

te werk gaan, handelen

handelen, doen, optreden

handtere

hanteren, bedienen

behandelen

harke

rochelen, ophoesten

kuchen

harmonisere

harmoniseren, doen harmoniëren

harmoniseren

op elkaar afstemmen, harmoniseren, doen harmoniëren

harve

loswerken

haste

voortmaken, zich haasten

hate

haten

verafschuwen, gruwen van, gruwelen van, een afkeer hebben van, een afschuw hebben van, walgen van, verachten, haten

havne

terechtkomen, belanden

heise

hijsen

hijsen

hijsen, ophijsen

hekle

onderbreken, interrumperen

helle

gieten, uitgieten, inschenken

overgieten

hellige

zegenen, wijden, heiligen, consacreren, consecreren, konsakreren

toewijden, opdragen

helse

groeten, begroeten

salueren, de militaire groet brengen

hemme

intomen, beteugelen, in bedwang houden, in toom houden

hemmeligholde

geheimhouden, verbergen, verhelen, achterhouden

verzwijgen, geheimhouden

hende

gebeuren, plaatshebben, voorkomen, voorvallen, plaats vinden, overkomen, gebeuren met, zich voordoen, plaatsgrijpen

gebeuren, tot stand komen, geschieden

henføre

enthousiasmeren

verrukken, in vervoering brengen, fascineren

verrukken, in verrukking brengen, opgetogen maken, ontzettend gelukkig maken

henge

hangen, ophangen

ophangen, hangen, opknopen

hengi

toevertrouwen

henrette

executeren, terechtstellen

henrykke

verrukken, in vervoering brengen, fascineren

aantrekken, boeien, bekoren, charmeren

hente

ophalen, afhalen

ophalen, afhalen

halen, brengen, meebrengen

henvise

verwijzen, doorsturen

herde

verharden, hard worden

temperen

harden

harden

herme

simuleren, imiteren

naäpen

naäpen, nabootsen, navolgen, imiteren, nadoen

herske

hoogtij vieren

heersen, regeren

overheersen

hete

heten

hevde

handhaven, doen gelden

beweren, betogen, volhouden, met klem beweren, staande houden, claimen

verzekeren, met klem beweren, staande houden, bevestigen

heve

opheffen, optillen

hindre

tegenhouden

verhinderen, tegenhouden

belemmeren, storen

verijdelen

belemmeren, hinderen

ophouden, blokkeren, stopzetten

hinderen

hive

gooien, smijten

werpen, gooien, smijten

hjelpe

helpen

helpen, er iets kunnen aan doen

bijspringen

zich ontfermen over

helpen, bijstaan, assisteren, bijspringen

van nut zijn, baten, voordeel opleveren, helpen

hjemsøke

teisteren, infesteren

teisteren, treffen

obsederen, treffen, teisteren

kwellen, pijnigen

plunderen, leegplunderen

hjernevaske

hersenspoelen

holde

houden

vrijhouden, openhouden

overeind blijven

volhouden, aanhouden

houden, afsteken

houden, vasthouden

meegaan, bruikbaar blijven

vasthouden, tegenhouden

homogenisere

homogeniseren

hoppe

huppelen

wippen, huppen

springen, opspringen

hoste

kuchen

hoesten, kuchen

hugge

graaien, grijpen, pakken

bijten

beeldhouwen, beitelen

hakken, kappen

humanisere

humaniseren

hundse

intimideren, overdonderen, brutaliseren

hutre

huiveren, sidderen, bibberen, beven, rillen, klappertanden

hvese

bruisen

sissen

hvile

rusten

rusten

hvine

suizen

gieren, loeien

gieren, loeien, klagen

zoemen, snorren

gonzen, zoemen, fluiten

hviske

ruisen

fluisteren, smoezen

fluisteren

hykle

huichelen, zich schijnheilig voordoen, veinzen

hylle

huldigen, eer bewijzen aan

hypnotisere

hypnotiseren

hyppe

enten

håne

spotten, schimpen, spotten met

bespotten, spotten met

bespotten, beschimpen

uitlachen, belachelijk maken

hånle

grijnslachen

håpe

hopen

høre

horen

høvle

afschaven, bijschaven, schaven

høye

vermeerderen, verhogen

verhogen, opdrijven, opvoeren, opslaan, opvijzelen

verheffen

versterken, vermeerderen, verhogen


Norsk verb med Engelsk oversettelse.

ha

have

combine, possess

habilitere

qualify to lecture at universities

haike

hitchhike

hakke

hack

hoe

cavil, carp, quibble

hale

haul, drag, pull, lug, tug, heave

hallusinere

hallucinate, have hallucinations

halse

bay, wear

halshogge

decapitate, guillotine, behead, cut off one's head

halshugge

behead, decapitate

halte

limp, have a limp

halvgardere

hedge

halvklare

to be half ready

halvsove

drowse, doze, snooze [informal], slumber [literature], nap

halvsåle

sole

hamle

keep up, equal

hamne

browse, graze

hamre

hammer

hamse

shell nuts, remove pods

handfare

examine, fell, touch, handle

handgie

?

handhelse

shake hands

handheve

enforce, maintain

handhilse

shake hands

handikappe

handicap

handle

shop

proceed [formal], operate

act, do

handplukke

hand-pick

handsame

handle

handse

touch (the ball with the hands)

handtere

handle

handle, treat

hangle

barely scrape through, be ailing

hardkoke

hard-boil

hardne

harden

hardtrampe

stomp/trot hard

hardtrene

train with great effort

harke

hawk, hawk up, gob [slang]

cough, give a cough

harme

exasperate, vex

harmonere

be harmonious, be in harmony

harmonisere

harmonize

harmonize

attune, harmonize

harpesere

?

harpunere

harpoon

harselere

tease, make fun of

harske

be angry, act

harve

scarify

hasple

hook oneself onto

haste

push on, hurry

hate

hate

detest, loathe, abhor, hate, abominate [formal], be nauseated be, be revolted by, be disgusted by

hauge

pile

haugtae

?

hauke

call cattle, yodel, hoot, shout

havarere

be disabled, wrecked

havne

end up, wind up [informal]

heade

head

heie

cheer

heilgardere

protect one's retreat

heilsteike

roast whole

heilsteke

roast whole

heilstøype

complete cast

heilsynkronisere

fully sychronise

heimfalle

doom. Revert to

heimfeste

localize, locate

heimføre

carry home, import

heimkalle

recall

heimle

justify, warrant, convey

heimsende

send home, discharge, repatriate

heine

hone

heise

haul up

hoist

hoist

heitne

become, get warm

hekke

nest

hekle

interrupt, heckle

hekse

bewitch, practise witchcraft, sorcery

hektografere

hecktograph

helbrede

cure, heal

helde

hobble

helgardere

protect one's retreat

helle

pour

pour

hellelegge

pave with flagstones

hellige

bless, hallow [formal], sanctify [formal], make holy, consecrate

dedicate, devote, consecrate

helligholde

keep holy, observe

helse

greet, salute [formal]

salute

helsslåe

cause complete damage

helsteike

roast whole

helstøype

complete cast

helsynkronisere

fully sychronise

hemme

curb, restrain

hemmeligholde

conceal [formal], keep secret, hush up

hush up, conceal

hemmeligstemple

classify

hende

happen, occur, happen to, befall [formal], take place, go on

come about, happen, occur, take place

henføre

fill with enthusiasm

enrapture, entrance, enchant, fascinate, ravish [formal]

elate, thrill, delight

henge

hang, suspend [formal]

hang, string up [informal], scrag [informal]

hengi

confide, entrust, assign the care of

hengsle

hinge, attach by hinges

henhøre

pertain, relate to

henkaste

let fall, throw out

henlede

draw

henlegge

lay, place, move

henregne

include

henrekne

include

henrette

execute, put to death

henrykke

enrapture, entrance, enchant, fascinate, ravish [formal]

attract, entice, charm, captivate

hensette

move, place, transport

henskyte

refer

henspille

allude

henstille

submit

hente

pick up

pick up

fetch, bring, get, go get

hentyde

allude, refer, hint

henvende

address, direct, turn

henvise

refer

heppe

happen

herde

harden

temper

harden

inure

herdne

harden, indurate

herje

devastate, lay waste, plunder, play havoc

herliggjøre

make it wonderful

herme

simulate [formal], imitate

mock

copy, imitate, mimic

hermetisere

preserve

heroisere

heroize

herpesere

destroy

herse

bully, order around

herske

run rampant, reign supreme

reign

domineer

hesje

lay on a rack

hespe

wind thread, yarn into skein

hesple

wind thread, yarn into skein

hete

call, be called, be named

heat

hetne

become, get warm

hetse

name, be called

hevde

assert

claim, maintain, contend [formal]

assert, declare firmly, aver [formal]

heve

heave

hevle

slacken one's pace

hie

hibernate

hige

yearn

hike

yearn

hikste

sob, gasp, hicough, hicup

hikstegråte

sob, gasp, hicough, hicup

hilse

greet, nod to

himle

die, pass away

hindre

restrain

stop

hamper

balk, baulk

hinder, obstruct, hamper, interfere with

tie up

hinder, hamper

hinke

bobble, limp

hipe

wait expectantly

hire

be apathetic, not feel well

hisse

agitate, excite, goad, stimulate

hitsette

quote

hitte

find, hit upon

hive

heave

throw, chuck [informal], toss, pitch

hjelpe

help

help

help out

befriend [formal]

assist, help, aid

benefit, help, advantage, profit, avail [literature]

hjemfalle

revert

hjemfeste

establish home

hjemføre

carry home, import

hjemkalle

recall

hjemsøke

infest

scourge

obsess, afflict

afflict, torment

plunder, loot, spoliate [formal], ravage, pillagi [arch.], despoil [formal]

hjernevaske

brainwash

hnståe

?

hofferde

be arrogant

hogge

chop, cut, fell

holde

hold

keep free, reserve, hold

stand up

sustain, maintain

deliver, make

keep, hold

last, withstand use

retain, hold

holne

be hollowed out

homme

back a horse

homogenisere

homogenize

hoppe

hop, skip

hop

jump, leap, bound, spring

horve

happen, turn out

hospitere

attend class as an auditor

hoste

cough, give a cough

cough

hovere

crow, exult, gloat

hovmesterere

work as a butler

hovmode

boast

hovne

swell

hudflette

flay, flog, castgate

hudstryke

scourge

hue

please, holler

hufse

shake oneself

huge

recall, remember

hugge

grab, seize, take

bite, take

carve, sculpt, chisel, sculpture

hew, chop

hugse

recall, remember, recollect, bear in mind

hugta

charm, fascinate

huie

hoot, shout, howl

huke

hook, draw

hukre

shiver, shudder, crow

humanisere

humanize

humpe

hobble, limp, bump along

humre

chuckle, neigh

hundjage

hunt excessively

hundse

browbeat, intimidate, cow, harass

hungre

starve, be hungry

hurpe

fling, tack hurriedly

hurre

whirl, thunder

husbankfinansiere

finance by husbank

huse

cherish

put up, accommodate

husere

ravage, play havoc, raise hell

husholde

housekeep, manage

husholdere

housekeep, manage

huske

rock, swing, seesaw

husvale

comfort, soothe, refresh

hute

bawl, shout, threaten

hutre

shudder, shiver, shake, tremble

hvelve

arch, vault, overturn

hvese

fizz, bubble

hiss

hvesse

sharpen, whet

hvile

recline

rest, repose

hvine

swish

whine

howl, wail

zoom

whirr, whir, whistle

hvirvle

spin, swirl, whirl

hviske

whisper

whisper

whisper

hvitne

whiten, appear white

hvitvaske

white-wash

hygge

make comfortable, make at home

hykle

play the hypocrite, dissemble [formal], dissimulate [formal]

hyle

howl, screach, whine

hylle

salute [formal]

hypnotisere

hypnotize, mesmerize [arch.]

hyppe

graft

hyre

engage, hire

hysje

house, put up, entertain

hysse

crumble, hiss, whistle

håndgie

give by hand

håndheve

enforce, maintain, uphold

håndhilse

shake hands

håndplukke

hand-pick

håndtere

handle, manage

håne

jibe, sneer at

scoff at

flout

deride, ridicule, make fun of

hånflire

taunt, sneer

hånle

sneer

håpe

hope, trust [formal]

håve

catch, land with a scoop net

hæle

heel

hælsparke

kick with heel

hærta

conquer, occupy

høkre

huckster

hølje

pour, rain cats and dogs

høljeregne

pour, rain cats and dogs

høljregne

pour, rain cats and dogs

høre

hear

høres

hear

høste

approach, reap, harvest

høve

suit, belong

høvle

plane down, plane

høye

raise, increase

boost, drive up, up, put up, increase, jack up

raise

enhance, intensify, make greater, heighten, augment

høyne

elevate, raise, improve


Norsk verb med Fransk oversettelse.

ha

avoir

réunir, posséder

haike

faire de l'auto-stop, faire du stop

hakke

hacher

biner

chicaner, ergoter

hale

traîner, tirer

hallusinere

avoir des hallucinations

halshogge

décapiter, guillotiner

halte

boiter

halvsove

somnoler, s'assoupir, sommeiller, faire un petit somme

halvsåle

ressemeler

hamre

donner des coups de marteau

handle

faire des achats

opérer, procéder

agir, faire

handtere

manier

traiter

harke

se racler la gorge, cracher

toussoter, se racler la gorge

harmonisere

harmoniser

harmoniser

accorder, harmoniser

harve

scarifier

haste

se dépêcher, se presser

hate

haïr

détester, abhorrer, haïr, répugner, abominer, avoir en abomination

havne

se retrouver

heise

hisser

hisser

hisser

hekle

interrompre, interpeller

helle

verser

transvaser

hellige

bénir, consacrer, sacrer

dévouer, dédier, consacrer

helse

saluer

saluer

hemme

refréner

hemmeligholde

cacher, voiler, masquer, dissimuler

taire, cacher

hende

survenir, se produire, avoir lieu, arriver, advenir, arriver à, intervenir

arriver, se passer, se produire

henføre

enthousiasmer

ravir, enchanter, charmer, fasciner

exalter, enthousiasmer, ravir

henge

pendre

pendre

hengi

confier, confier à

henrette

exécuter

henrykke

ravir, enchanter, charmer, fasciner

attirer, captiver, fasciner, capter

hente

chercher, prendre

chercher, prendre

aller chercher, apporter

henvise

renvoyer

herde

durcir

tremper

endurcir

endurcir, aguerrir, accoutumer, habituer

herme

simuler, imiter

imiter

copier, imiter

herske

sévir, régner en maître absolu

régner

dominer

hete

s'appeler

hevde

maintenir, faire valoir

maintenir, soutenir, persister

affirmer, assurer, soutenir

heve

soulever

hindre

restreindre

empêcher

gêner, entraver

déjouer

gêner, entraver, déranger

paralyser, immobiliser, bloquer

embarrasser

hive

lancer

jeter, flanquer, lancer

hjelpe

pouvoir, aider

être de la faute de

dépanner, tirer d'embarras, donner un coup de main

donner son amitié à, venir en aide à, aider

assister, aider

profiter à, servir à, être utile à

hjemsøke

infester

affliger, accabler

obséder, affliger, tourmenter

affliger

piller, spolier, mettre à sac

hjernevaske

faire un lavage de cerveau

holde

tenir

réserver

être valable

soutenir

prononcer, faire

tenir

durer, faire de l'usage

retenir, maintenir

homogenisere

homogénéiser

hoppe

sautiller

sautiller

sauter

hoste

toussoter, se racler la gorge

tousser

hugge

saisir, prendre

mordre

ciseler, sculpter

couper, casser

humanisere

humaniser

hundse

intimider, rudoyer, effrayer

hutre

grelotter, frissonner, trembler

hvese

pétiller

siffler

hvile

se reposer

se reposer

hvine

siffler

émettre une plainte stridente, faire entendre une plainte monocorde

hurler, mugir, gémir

rouler à tombeau ouvert [phras.], passer en trombe

ronronner, siffler

hviske

murmurer, bruire, susurrer [literature]

murmurer, chuchoter

chuchoter

hykle

dissimuler, feindre, prétendre

hylle

saluer, honorer, reconnaître

hypnotisere

hypnotiser

hyppe

greffer

håne

dénigrer, se moquer de

se moquer de, mépriser

railler, narguer, faire fi de

ridiculiser, bafouer, railler

hånle

ricaner

håpe

espérer

høre

entendre

høvle

raboter

høye

augmenter, relever

hausser, augmenter, faire grimper

hausser

accroître, agrandir, augmenter


Norsk verb med Tysk oversettelse.

ha

haben

in sich vereinigen

haike

trampen, per Anhalter fahren

hakke

hacken

hacken

kritteln, nörgeln, herumreden

hale

schleppen, ziehen

hallusinere

Halluzinationen haben

halshogge

enthaupten, guillotinieren, köpfen

halte

hinken

halvsove

dösen, duseln, schlummern, dämmern, einnicken

halvsåle

besohlen

hamre

hämmern

handle

einkaufen

verfahren, handeln

handeln, tun

handtere

handhaben

behandeln

harke

aushusten, ausspucken

sich räuspern, hüsteln

harmonisere

in Einklang bringen

harmonisieren

aufeinander abstimmen, in Einklang bringen

harve

auflockern, lockern

haste

sich beeilen, sich hasten

hate

hassen, verabscheuen

verabscheuen, verachten, hassen

havne

landen

heise

hissen, heißen

hissen

hissen

hekle

unterbrechen

helle

gießen, einschenken

umgießen

hellige

segnen, weihen, heiligen, einsegnen, einweihen, konsekrieren

widmen, dedizieren, weihen

helse

grüßen, begrüßen

salutieren

hemme

zügeln, beherrschen

hemmeligholde

verbergen, geheim halten°, verheimlichen, verschweigen, verhüllen

verschweigen, geheim halten°

hende

geschehen, ereignen, vorfallen, stattfinden, vorkommen, zustoßen, eintreten, dazwischenkommen

sich ereignen, zustandekommen, passieren

henføre

begeistern

entzücken, begeistern, faszinieren, bezaubern

aufmuntern, vergnügen, erfreuen

henge

hängen

aufhängen, erhängen, aufknüpfen

hengi

anvertrauen

henrette

hinrichten

henrykke

entzücken, begeistern, faszinieren, bezaubern

faszinieren, begeistern, anziehen

hente

abholen

abholen

holen, abholen, herbringen

henvise

verweisen

herde

härten

anlassen

abhärten

abhärten

herme

simulieren, imitieren

nachahmen

nachahmen, imitieren

herske

überall herrschen, eine Blütezeit erleben [literature]

herrschen

beherrschen, dominieren

hete

heißen

hevde

geltend machen, aufrechterhalten

behaupten, festhalten an

behaupten, versichern, bekräftigen

heve

heben

hindre

zurückhalten

verhindern

beeinträchtigen, behindern

vereiteln

hindern, beeinträchtigen

aufhalten, blockieren

hindern

hive

schleudern, werfen

werfen, schmeißen

hjelpe

verhindern, vermeiden, helfen

nichts dafür können

aushelfen

sich annehmen

helfen, assistieren, Beistand leisten, unterstützen, beistehen

nützlich sein, Vorteile bringen, Gewinn bringen

hjemsøke

befallen

heimsuchen

ergreifen, heimsuchen, treffen

quälen

plündern, ausrauben

hjernevaske

einer Gehirnwäsche unterziehen

holde

halten

freihalten, reservieren

aufrechterhalten

aushalten, durchhalten

halten, vortragen

halten

halten

zurückhalten, halten

homogenisere

homogenisieren

hoppe

hüpfen

hüpfen

springen, hüpfen

hoste

sich räuspern, hüsteln

husten, hüsteln

hugge

ergreifen, greifen, packen

anbeißen

skulptieren, meißeln

hauen, hacken

humanisere

humanisieren

hundse

drohen, einschüchtern, verängstigen

hutre

schaudern, zittern, beben, bibbern, schlottern

hvese

sprudeln, brausen

zischen

hvile

ruhen, liegen

ruhen

hvine

sausen

heulen

heulen

sausen

surren, schwirren, pfeifen

hviske

rauschen

wispern, flüstern

flüstern

hykle

sich scheinheilig verhalten, sich heuchlerisch verhalten

hylle

huldigen

hypnotisere

hypnotisieren

hyppe

pfropfen

håne

schimpfen, spotten über, verhöhnen

sich lustig machen über

missachten°

verlachen, verspotten, verhöhnen, auslachen

hånle

grinsen, hohnlächeln

håpe

hoffen

høre

hören

høvle

abhobeln, glatt hobeln, hobeln

høye

erhöhen

in die Höhe treiben, erhöhen, anheben, aufschlagen, hochtreiben, hinauftreiben

erheben

erhöhen, verstärken


Norsk verb med Italiensk oversettelse.

ha

avere

possedere a un tempo, combinare insieme, combinare

haike

fare l'autostop

hakke

tagliare

zappare

cavillare, ricorrere a cavilli

hale

tirare, trascinare

hallusinere

avere le allucinazioni

halshogge

decapitare, ghigliottinare, tagliare la testa a

halte

zoppicare

halvsove

sonnecchiare, essere assopito, fare un pisolino

halvsåle

suolare

handle

fare compere, fare spese, fare acquisti

operare, procedere

agire, fare

handtere

maneggiare

trattare

harke

raschiarsi la gola, sputare

tossire, dare un colpo di tosse

harmonisere

armonizzare, mettere d'accordo

armonizzare

accordare, armonizzare

harve

scarificare

haste

sbrigarsi, affrettarsi

hate

odiare

detestare, aborrire, odiare

havne

finire, ritrovarsi

heise

issare

alzare

issare

hekle

interrompere

helle

versare

travasare

hellige

benedire, consacrare, santificare

dedicare, consacrare, votare

helse

salutare

salutare, fare il saluto militare a

hemme

frenare, trattenere

hemmeligholde

celare, tenere segreto, coprire, dissimulare

tacere, nascondere

hende

accadere, succedere, avvenire, capitare, essere successo a, sopravvenire, intervenire

accadere, succedere, capitare

henføre

entusiasmare

rapire, estasiare, incantare, affascinare

esaltare, eccitare, inebriare

henge

appendere, sospendere

impiccare

hengi

confidarsi, affidare a

henrette

giustiziare

henrykke

rapire, estasiare, incantare, affascinare

attrarre, attirare, affascinare, allettare

hente

ritirare, prendere

andare a prendere, passare a prendere, venire a prendere, prelevare [informal]

andare a prendere, portare

henvise

indirizzare, mandare

herde

indurire

temprare

indurire

temprare

herme

simulare, imitare

scimmiottare

copiare, imitare

herske

imperare, dilagare

regnare

tiranneggiare, spadroneggiare

hete

chiamarsi

hevde

imporre, far valere

sostenere, affermare, asserire

affermare, asserire, dichiarare, sostenere

heve

sollevare, alzare

hindre

trattenere

impedire

ostacolare, intralciare

ostacolare

ostacolare, intralciare, disturbare

ostruire, bloccare

dare fastidio

hive

gettare, lanciare

buttare, gettare

hjelpe

fare, aiutare

fare

dare una mano, aiutare

aiutare, soccorrere, agire da amico con

assistere, aiutare

servire, essere utile, giovare, essere di vantaggio

hjemsøke

infestare

colpire, tormentare

ossessionare, affliggere

affliggere, tormentare

saccheggiare, depredare, spogliare

hjernevaske

fare il lavaggio del cervello

holde

tenere

tenere, tenere libero, riservare

reggere

sostenere, mantenere

tenere, pronunciare, fare

tenere

durare

tenere, ritenere, contenere, trattenere

homogenisere

omogenizzare

hoppe

saltellare, salterellare

saltellare

saltare

hoste

tossire, dare un colpo di tosse

tossire

hugge

afferrare, prendere

abboccare

intagliare, incidere, scolpire

tagliare con l'ascia, tagliare, spaccare

humanisere

umanizzare

hundse

intimidire, intimorire, molestare

hutre

rabbrividire, tremare, battere i denti

hvese

spumeggiare

fischiare

hvile

adagiarsi, sdraiarsi

riposarsi, riposare

hvine

sibilare

stridere

ululare, trombare, gemere

sfrecciare

ronzare, fischiare, sibilare

hviske

sussurrare

bisbigliare, sussurrare

bisbigliare

hykle

dissimulare, simulare, fingere

hylle

salutare, rendere omaggio a, rendere onore a

hypnotisere

ipnotizzare

hyppe

innestare

håne

lanciare frecciate, pizzicare, deridere, schernire

beffarsi di

beffarsi di, deridere

deridere, beffare, schernire

hånle

sogghignare

håpe

sperare

høre

udire, sentire

høvle

piallare

høye

aumentare, rialzare

aumentare, maggiorare, alzare

alzare

intensificare, accrescere, aumentare


Norsk verb med Portugisisk oversettelse.

ha

ter, haver

combinar, possuir

haike

pegar carona

hakke

retalhar, picar

capinar, roçar

fazer críticas destrutivas, censurar

hale

arrastar, puxar

hallusinere

alucinar, ter alucinações

halshogge

decapitar, guilhotinar, cortar a cabeça de

halte

mancar, coxear

halvsove

dormitar, cochilar

halvsåle

pôr sola em

hamre

martelar

handle

fazer compras

proceder, agir

agir, fazer

handtere

manejar, usar

manejar, manusear

harke

pigarrear, limpar a garganta

tossir, dar uma tossida

harmonisere

harmonizar

harmonizar

afinar, harmonizar

harve

escarificar

haste

apressar-se

hate

odiar

detestar, odiar, abominar, ter horror a, passar mal com, ficar revoltado com, ter nojo de

havne

acabar, terminar

heise

içar

hastear

içar

hekle

interromper

helle

servir

despejar

hellige

bendizer, abençoar, consagrar, santificar

dedicar-se, devotar-se

helse

saudar, cumprimentar

saudar, fazer a saudação, bater continência

hemme

reprimir, restringir

hemmeligholde

esconder, ocultar, manter em segredo

omitir, esconder

hende

acontecer, ocorrer, acontecer com

ocorrer, acontecer

henføre

entusiasmar

cativar, encantar, fascinar, extasiar

entusiasmar, deleitar, regozijar

henge

pendurar

enforcar

hengi

confiar, confiar a, deixar aos cuidados de

henrette

executar, matar

henrykke

cativar, encantar, fascinar, extasiar

atrair, fascinar, encantar, cativar

hente

buscar, pegar, apanhar

pegar

buscar, trazer, apanhar

henvise

mandar, indicar

herde

endurecer

temperar

endurecer

endurecer o coração

herme

simular, imitar

remedar, caricaturar, imitar

copiar, imitar, arremedar

herske

reinar, preponderar, dominar

reinar

dominar, tiranizar

hete

chamar

hevde

impor, fazer valer

afirmar, sustentar

afirmar, declarar firmemente

heve

erguer

hindre

impedir, coibir

impedir

dificultar, impedir

barrar, impedir, atrapalhar

estorvar, obstruir, embaraçar, interferir em, perturbar

reter, segurar

atrapalhar, dificultar

hive

jogar, atirar, lançar

lançar, atirar, jogar

hjelpe

evitar, ajudar

evitar

ajudar, dar uma mãozinha [informal]

oferecer amizade a, estender a mão a

socorrer, ajudar

favorecer, beneficiar, avantajar, tirar lucro de

hjemsøke

infestar

açoitar, afligir, castigar

ter obsessão, afligir, atormentar

afligir, atormentar

saquear, espoliar de, despojar de

hjernevaske

fazer lavagem cerebral

holde

segurar

reservar, guardar, segurar, marcar

ser válido, ter valor

sustentar, manter

fazer, fazer

ter, manter

durar, agüentar o uso

reter, segurar

homogenisere

homogeneizar

hoppe

saltitar

saltitar

pular, saltar, saltitar

hoste

tossir, dar uma tossida

tossir

hugge

agarrar, pegar, tomar

morder a isca

esculpir

talhar, entalhar, cortar

humanisere

humanizar

hundse

amedrontar, intimidar, ameaçar

hutre

estremecer, ter calafrios, tremer, tiritar

hvese

efervescer, borbulhar

silvar, sibilar

hvile

reclinar-se

descansar, repousar

hvine

silvar

zunir, zumbir

uivar, gemer

correr

zunir, ruflar, assobiar, assoviar, silvar

hviske

murmurar, sussurrar

murmurar, sussurrar, cochichar

sussurrar, cochichar

hykle

fazer-se de sonso, dissimular, disfarçar, fingir

hylle

saudar, homenagear

hypnotisere

hipnotizar

hyppe

enxertar

håne

zombar, mofar, debochar, debochar de, ridicularizar

debochar de, gozar de

zombar, mofar, encarnar [informal]

troçar, ridicularizar, rir-se de

hånle

rir da desgraça alheia

håpe

esperar, ter esperança

høre

ouvir

høvle

aplainar

høye

aumentar, incrementar

aumentar, subir, encarecer, disparar

elevar

reforçar, intensificar, aumentar


Norsk verb med Spansk oversettelse.

ha

tener

poseer, combinar

habilitere

cualificado para dar clase en universidades

haike

hacer dedo

hakke

cortar

azadonar, sachar

criticar, poner peros

hale

arrastrar, tirar

hallusinere

alucinar

halse

aullar, vestir

halshogge

degollar, decapitar, guillotinar, descabezar

halshugge

decapitar

halte

cojear

halvgardere

proteger

halvklare

estar a medias

halvsove

dormitar, estar medio dormido, estar adormecido

halvsåle

poner suela a

hamle

mantener, igualar

hamne

pastar

hamre

martillar

hamse

pelar, desvainar

handfare

examinar

handgie

?

handhelse

darse la mano

handheve

cumplir

handhilse

darse la mano

handikappe

desventaja

handle

ir de compras, hacer compras

operar, proceder

actuar, hacer

handplukke

recoger a mano, seleccionar

handsame

manejar

handse

tocar

handtere

manejar

tratar

hangle

sobrevivir, estar enfermo

hardkoke

cocer

hardne

endurecer

hardtrampe

trotar

hardtrene

entrenar con gran esfuerzo

harke

carraspear, expectorar, arrojar tosiendo

toser, carraspear

harme

enojar

harmonere

ser armonioso

harmonisere

armonizar

armonizar

poner de acuerdo, armonizar

harpesere

?

harpunere

arponear

harselere

burlarse

harske

enojarse

harve

escarificar

hasple

engancharse

haste

apresurarse, darse prisa

hate

odiar

detestar, aborrecer, abominar, odiar

hauge

apilar

haugtae

?

hauke

ulular

havarere

estar deshabilitado, destrozado

havne

terminar

heade

liderar

heie

animar

heilgardere

proteger la retirada

heilsteike

asar

heilsteke

asar

heilstøype

reparto completo

heilsynkronisere

sincronizar

heimfalle

condenar, revertir

heimfeste

localizar

heimføre

importar

heimkalle

recordar

heimle

justificar, garantizar, transportar

heimsende

repatriar

heine

afilar

heise

izar

enarbolar, izar

izar

heitne

entrar en calor

hekke

anidar

hekle

interrumpir

hekse

hechizar

hektografere

hectógrafo

helbrede

curar

helde

cojear

helgardere

proteger la retirada

helle

servir

verter

hellelegge

pavimentar

hellige

bendecir, consagrar, santificar, beatificar

dedicar, dedicarse a, consagrar

helligholde

santificar

helse

saludar, dar la bienvenida

hacer un saludo

helsslåe

causar un daño completo

helsteike

asar

helstøype

reparto completo

helsynkronisere

sincronizar

hemme

reprimir, refrenar

hemmeligholde

ocultar, mantener en secreto, encubrir

esconder, callar, pasar en silencio

hemmeligstemple

clasificar

hende

ocurrir, suceder, acontecer, pasar a

suceder, ocurrir, advenir

henføre

entusiasmar

arrebatar, extasiar, embelesar, encantar, fascinar

regocijar, alborozar, estremecer

henge

colgar, suspender

colgar, ahorcar

hengi

confiar, confiar a, encargar

hengsle

abisagrar

henhøre

poner bisagras

henkaste

dejar caer, tirar

henlede

dibujar

henlegge

poner, mover

henregne

incluir

henrekne

incluir

henrette

ejecutar

henrykke

arrebatar, extasiar, embelesar, encantar, fascinar

atraer, llamar, captar, encantar, encandilar

hensette

mover

henskyte

referirse

henspille

aludir

henstille

presentar

hente

recoger

recoger

traer, ir por, ir a buscar

hentyde

aludir

henvende

dirigir

henvise

referir

heppe

ocurrir

herde

endurecer

recocer, templar

endurecer

endurecer, habituar

herdne

endurecer

herje

devastar

herliggjøre

hacer algo maravilloso

herme

simular, imitar

remedar, imitar a

copiar, imitar

hermetisere

preservar

heroisere

convertir en héroe

herpesere

destruir

herse

intimidar

herske

reinar, triunfar

reinar

oprimir, tiranizar

hesje

colocar en un estante

hespe

enhebrar

hesple

enhebrar

hete

llamarse

calentar

hetne

entrar en calor

hetse

nombrar, ser llamado

hevde

hacer valer, imponer

sostener, afirmar, disputar

afirmar, certificar, alegar, sostener, mantener, declarar

heve

levantar

hevle

aflojar el paso

hie

hibernar

hige

añorar

hike

añorar

hikste

sollozar

hikstegråte

sollozar

hilse

saludar

himle

fallecer

hindre

restringir

impedir

obstaculizar

impedir, obstaculizar

estorbar, interferir con

bloquear

impedir, estorbar

hinke

cojear

hipe

esperar

hire

estar apático, no encontrarse bien

hisse

estimular

hitsette

citar

hitte

encontrar

hive

arrojar, lanzar

arrojar, lanzar

hjelpe

evitar, ayudar

remediar, evitar

ayudar, dar una mano, alargar la mano, echar una mano

ofrecer amistad a

asistir, ayudar, socorrer, auxiliar

aprovechar, valer, servir, ser útil, ayudar

hjemfalle

revertir

hjemfeste

establecer un domicilio

hjemføre

importar

hjemkalle

recordar

hjemsøke

infestar

azotar

obsesionar, afligir

afligir, atormentar

saquear, despojar de

hjernevaske

lavar el cerebro

hnståe

?

hofferde

ser arrogante

hogge

cortar

holde

tener

reservar, guardar

mantenerse

sostener, mantener

pronunciar, dar

mantener

durar

retener, contener

holne

ser excavado

homme

apostar por un caballo

homogenisere

homogeneizar

hoppe

saltar, brincar

saltar, dar saltitos

saltar

horve

suceder

hospitere

asistir a clase como auditor

hoste

toser, carraspear

toser

hovere

regodearse

hovmesterere

trabajar de mayordomo

hovmode

jactarse

hovne

hincharse

hudflette

azotar, castigar

hudstryke

azotar

hue

complacer, gritar

hufse

menearse

huge

recordar

hugge

asir, coger, agarrar

picar

esculpir, cincelar

talar, cortar

hugse

recordar

hugta

encantar

huie

gritar

huke

enganchar

hukre

estremecerse

humanisere

humanizar

humpe

cojear

humre

reir

hundjage

cazar demasiado

hundse

intimidar, acobardar, amedrentar

hungre

morir de hambre, estar hambriento

hurpe

aventurar

hurre

girar, retumbar

husbankfinansiere

financiar

huse

abrigar

alojar, hospedar

husere

causar estragos

husholde

administrar la casa

husholdere

administrar la casa

huske

mecer

husvale

calmar

hute

gritar, amenazar

hutre

estremecerse, tiritar, temblar

hvelve

arquear, voltear

hvese

chisporrotear, burbujear

sisear

hvesse

afilar

hvile

reclinarse, recostarse

descansar

hvine

silbar

zumbar

rugir, bramar, gemir

zumbar, pasar zumbando

zumbar, pasar silbando

hvirvle

girar

hviske

susurrar

decir en voz baja, murmurar, susurrar

cuchichear

hvitne

blanquear

hvitvaske

blanquear

hygge

ponerse cómodo

hykle

disimular, ocultar, velar

hyle

aullar

hylle

homenajear, saludar

hypnotisere

hipnotizar

hyppe

injertar

hyre

participar, contratar

hysje

invitar

hysse

desmoronarse, sisear, silbar

håndgie

dar en mano

håndheve

aplicar

håndhilse

darse la mano

håndplukke

recoger a mano, seleccionar

håndtere

manejar

håne

mofarse de

burlarse de

burlarse de, mofarse de

burlarse, ridiculizar, mofarse

hånflire

despreciar

hånle

reír despectivamente

håpe

esperar

håve

capturar

hæle

taconear

hælsparke

patear

hærta

conquistar, ocupar

høkre

buhonero

hølje

diluviar

høljeregne

diluviar

høljregne

diluviar

høre

oír

høres

oír

høste

acercarse, cosechar

høve

ajustarse, pertenecer

høvle

cepillar

høye

aumentar

aumentar, subir

alzar

realzar, intensificar, aumentar

høyne

elevar, mejorar


Norsk verb med Svensk oversettelse.

ha

ha

habilitere

kvalifisera till att undervisa på universitet

haike

lifta

hale

hala

hallusinere

hallucinera

halse

bära

halshogge

halshugga

halshugge

halshugga

halte

halta

halvgardere

inhägna

halvklare

vara halvredo

halvsove

halvsova

halvsåle

halvsula

hamle

jämna ut

hamne

skumma

hamre

hamra

hamse

skala nötter

handfare

hantera

handgie

?

handhelse

skaka hand

handheve

framtvinga

handhilse

skaka hand

handikappe

handikappa

handle

handla

handplukke

handplocka

handsame

hantera

handse

göra hands

handtere

hantera

hangle

vara krasslig

hardkoke

hård koka

hardne

härda

hardtrampe

stampa

hardtrene

träna hårt

harke

harkla sig

harme

förtryta

harmonere

harmonisera

harmonisere

harmonisera

harpesere

?

harpunere

använda harpun

harselere

reta

harske

vara arg

harve

harva

hasple

haka på

haste

hasta

hate

hata

hauge

lägga på hög

haugtae

?

hauke

joddla

havarere

vara handikappad

havne

hamna

heade

toppa

heie

heja

heilgardere

skydda sitt gömställe

heilsteike

rosta hel

heilsteke

rosta hel

heilstøype

färdigställa rollista

heilsynkronisere

synkronisera helt

heimfalle

döma till

heimfeste

lokalisera

heimføre

importera

heimkalle

minnas

heimle

rättfärdiga

heimsende

skicka hem

heine

finslipa

heise

hissa

heitne

bli varm

hekke

bygga bo

hekle

häckla

hekse

förhäxa

hektografere

hektografera

helbrede

hela

helde

stappla

helgardere

skydda sitt gömställe

helle

hälla

hellelegge

lägga stenplattor

hellige

helga

helligholde

observera

helsslåe

förstöra helt

helsteike

rosta hel

helstøype

färdigställa rollista

helsynkronisere

synkronisera helt

hemme

hämma

hemmeligholde

hemlighålla

hemmeligstemple

klassifisera

hende

hända

henføre

hänföra

henge

hänga

hengi

anförtro

hengsle

haka på

henhøre

angå

henkaste

kasta ut

henlede

rita

henlegge

placera

henregne

inkludera

henrekne

inkludera

henrette

avrätta

henrykke

hänrycka

hensette

flytta

henskyte

hänvisa

henspille

anspela

henstille

lämna in

hente

hämta

hentyde

anspela

henvende

vända sig till

henvise

hänvisa

heppe

hända

herde

härda

herdne

härda

herje

plundra

herliggjøre

göra det underbart

herme

härma

hermetisere

bevara

heroisere

heroisera

herpesere

förstöra

herse

mobba

herske

härska

hesje

lägga på hyllan

hespe

nysta

hesple

nysta

hete

heta

hetne

bli

hetse

kalla

hevde

hävda

heve

häva

hevle

sakta ned

hie

övervintra

hige

tråna

hike

tråna

hikste

snyfta

hikstegråte

hicka

hilse

hälsa

himle

hindre

hindra

hinke

halta

hipe

vänta förväntansfullt

hire

vara apatisk

hisse

stimulera

hitsette

kvotera

hitte

finna

hive

hiva

hjelpe

hjälpa

hjemfalle

återgå

hjemfeste

sätta bo

hjemføre

bära hem

hjemkalle

minnas

hjemsøke

hemsöka

hjernevaske

hjärntvätta

hnståe

?

hofferde

vara arrogant

hogge

skära

holde

hålla

holne

urgröpas

homme

backa en häst

homogenisere

homogenisera

hoppe

hoppa

horve

ske

hospitere

deltaga i klassen som åhörare

hovere

gala

hovmesterere

arbeta som butler

hovmode

skryta

hovne

svälla

hudflette

flå

hudstryke

plåga

hue

ropa

hufse

skaka på sig

huge

minnas

hugge

hugga

hugse

minnas

hugta

charma

huie

tuta

huke

haka på

hukre

darra

humanisere

humanisera

humpe

halta

humre

fnittra

hundjage

jaga överdrivet

hundse

hunsa

hungre

svälta

hurpe

flänga

hurre

yra

husbankfinansiere

husbankfinansiera

huse

hysa

husere

förhärja

husholde

hantera

husholdere

hantera

huske

gunga

husvale

trösta

hute

skrika

hutre

huttra

hvelve

välva sig

hvese

väsa

hvesse

vässa

hvine

vina

hvirvle

snurra

hvitne

blekna

hvitvaske

tvätta vit

hygge

göra sig hemmastadd

hykle

hyckla

hyle

tjuta

hypnotisere

hypnotisera

hyppe

ympa

hyre

anlita

hysje

härbärgera

hysse

smula sönder

håndgie

dela ut för hand

håndheve

framtvinga

håndhilse

skaka hand

håndplukke

hand plocka

håndtere

hantera

håne

håna

hånflire

håna

hånle

hånle

håpe

hoppas

håve

fånga

hæle

klacka

hælsparke

sparka med klacken

hærta

erövra

høkre

köplså

hølje

ösregna

høljeregne

ösregna

høljregne

ösregna

høre

höra

høres

höra

høste

skörda

høve

passa

høvle

hyvla

høye

höja

høyne

befordra


Jeg vil lese mer om

Nederlanske verb

Engelske verb

Franske verb

Tyske verb

Italienske verb

Norske verb

Portugisiske verb

Spanske verb

Svenske verb